Wij zijn niet allen New Yorkers!

Sinds 11 september voeren zwart-wit-tegenstellingen de boventoon. Bush roept dat iedereen die niet voor Amerika kiest aanhanger is van het terrorisme. Het is de hoogste tijd dat Amerika uit zijn roes van absolute suprematie wakker wordt geschud.

door Mohammed Benzakour

De Groene Amsterdammer van 29-9-2001

Wie heeft niet getracht zich een voorstelling te maken van wat zich afspeelde in de Boeings, in die laatste ogenblikken voor ze zich in het Pentagon en de Twin Towers boorden? Dat beeld, dat ene beeld, dat maakte mij gek. Ik legde het vast op band en draaide het ontelbare malen af. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Tientallen keren heb ik als een ware huiskamerzombie naar die doorboring gekeken. De passagiers wisten niet dat hun een gewisse dood in een vuurzee wachtte, de kapers wel. Zouden de kapers elkaar nog eenmaal hebben omhelsd, elkaar in de ogen hebben gekeken, gekust, nog iets hebben uitgeschreeuwd? Hoe was de blik in hun ogen? Een vermogen zou ik ervoor overhebben om het schouwspel van die laatste ogenblikken te kunnen zien.
Op den duur zag ik, vreemd genoeg, geen gruwelijkheid of horror meer. De onschuldige mensen, de slachtoffers, hun leed, alles was ineens verdwenen. De hulpelozen die ongetwijfeld hun vuurpijnen de longen uit kermden, hoorde ik niet meer. In plaats van het verdriet, de angst en de verbijstering die ik aanvankelijk ervoer, doemde iets anders op. Het leek alsof de fantasie, de kunst, de erotiek de weerzinwekkende werkelijkheid de baas waren, zodat mijn ogen nog slechts in staat waren om twee langwerpige voorwerpen te ontwaren. Voorwerpen die gepenetreerd werden, zo diep dat het een lieve lust was. Het eerste van voren, het andere via de achterkant. Er volgden krachtige explosies van rook en vuur en alles werd heet, zacht, week, loom, om uiteindelijk in totale overgave ineen te storten. Mijn hemel, dit is de ultieme Petit, nee, Grand Mort, en wel in hartje Man-Hat-Tan; niemand anders dan een Arabier had dít kunnen bedenken.
Terug naar de realiteit. Velen die het idee koesterden dat de geschiedenis alleen gemaakt wordt in en door het Westen zeggen nu dat dat een illusie is gebleken, dat dat idee tegelijk met de Twin Towers is verpulverd. Dat een nieuwe tijd is aangebroken, dat de geschiedenis na twaalf jaar is herstart. Dat het uit 1989, vlak voor de val van de Berlijnse Muur stammende en immer tot de verbeelding sprekende essay Het einde van de geschiedenis & de laatste mens van de Amerikaan Francis Fukuyama na 11 september mee kan met de vuilnisman. Diepzinnige woorden die op dit soort momenten door politici en wetenschappers worden bedacht en gretig aftrek vinden bij het volk. Me dunkt dat pas ver in de toekomst vastgesteld kan worden of deze tragedie werkelijk een nieuwe fase in de tijd heeft gemarkeerd.
Wat evenwel niet ontkend kan worden, is dat het door het Westen triomfantelijk omhelsde marktliberalisme een gevoelige klap heeft geïncasseerd, dat die nieuwe god meedogenloos is getroffen in het hart, in de kamers van zijn commercieel, politiek en militair domein. En we zagen hoe alles met alles samenhangt, hoe bommen in wolkenkrabbers de hele wereld — van Manhattan tot Kaboel — platlegden. Die mondiale interdependentie is overigens niet nieuw. Ik herinner me hoe niet zo lang geleden een brandje in de keuken van de Burger King op Schiphol allerlei vluchten in binnen- en buitenland totaal ontregelde. Inderdaad, de wereld is klein, hilarisch klein geworden.
In zijn lezenswaardige beschouwing van 20 september in NRC Handelsblad stelde Paul Scheffer deze toenemende afhankelijkheden terecht aan de orde en pleitte hij ervoor onze markten te openen en de dialoog aan te gaan met culturen die ons omringen, omdat het Westen te zeer en te lang met een op zichzelf gericht wereldbeeld heeft geleefd. Deze visie is te midden van alle obligate en clichématige uitingen van smart, wraak, patriottisme en andersoortige oorlogsretoriek van de afgelopen dagen een verademing.
En passant poneert Scheffer echter dat «het enige motief achter deze aanslag ligt in de poging om het geweld dat woedt aan de rand van de westerse wereld naar het centrum te verplaatsen». Volgens hem was het enige doel van de aanslag de verstoring van een halve eeuw vreedzaam samenleven in het Westen. Op dit punt is enige nuance op zijn plaats. Het zou naïef zijn te veronderstellen dat deze terreurdaad op zichzelf staat en uitgevoerd is om de terreur zelf, dat de daad louter berust op de lust tot paniek zaaien, op de geilheid van het doden en zelfmoorden. Het is onhoudbaar deze aanslag te isoleren van een context waarin een kleine, radicale exponent kon uitgroeien tot een grote theocratisch-ideologische stroming, afkomstig uit een wereld die eeuwenlang door het Westen — middels economisch en militair overwicht — werd uitgebuit, gedomineerd, genegeerd en nog erger: vernederd.
Het is daarom goed ons ten eerste te verdiepen in de belevingswereld van de terrorist zelf, zonder daar onmiddellijk morele oordelen aan te verbinden.

Om te beginnen is terrorisme een eeuwenoud verschijnsel en heeft het in zijn lange bestaan allerlei gedaanteverwisselingen doorgemaakt. Tot nu toe is steeds gebleken dat terroristen politieke of ideële doeleinden hebben nagestreefd die ze niet op vreedzame (diplomatieke, democratische) wijze konden bereiken. Vanuit een positie van relatieve zwakte hebben ze daarom naar gewelddadige middelen gegrepen teneinde hun overmachtige tegenstanders te verzwakken. Dikwijls beoogden zij ook publieke aandacht op hun zaak te vestigen, of liever, publieke sympathie voor hun zaak te winnen. Het Westen heeft de onbemande kruisraket, terroristen stellen daar thans de zelfmoordvlucht tegenover. Hoe asymmetrisch ook, welbeschouwd is het vooral een wanhoopsdaad, een symbolische daad. Afgezien van de slachters in Algerije en Egypte pretendeert iedere transnationale terrorist de stem van de onmachtige, de onderdrukte, de zwakkere te vertegenwoordigen. Met dat idee wordt hij opgevoed en getraind. De slachtoffers, die bij voorkeur willekeurig en toevallig gekozen zijn, dienen slechts om de impact van het statement te vergroten.
In zijn ogen pleegt de terrorist geen daad tegen de mensheid, zoals Amerikaanse politici ons willen doen geloven, maar is het juist een daad tegen hén; woede over de macht van een paar bevoorrechten die de wet voorschrijven. Dat een terrorist uit egoïstische motieven zou handelen, lijkt mij een zotte gedachte, daar hem na de aanslag hetzij levenslang hetzij de doodstraf wacht, of actueler: hij blaast zichzelf op. Het is bovendien een veeg teken dat deze daders in veel Arabische landen eerder voor martelaar dan voor terrorist worden aangezien. Men ziet in hen de verpersoonlijking van de heldhaftige David die vecht tegen een monstrueuze Goliath die hen wil doden en hun levenswijze wil marginaliseren.
De Molukse treinkapingen midden jaren zeventig en de bezetting van het Provinciehuis vervulden destijds een ieder met afschuw, maar de positie van Molukkers is er in maatschappelijk, politiek en cultureel opzicht nadien enorm op vooruitgegaan. De acties van de Raf, de Ira, Eta, Rara, PKK — al deze groeperingen zijn het gevolg van onrecht en onderdrukking. Net als het idee dat een natie verslagen zou kunnen worden door terroristische acties is het een misvatting te veronderstellen dat militaire operaties terrorisme zullen beteugelen. Sterker, terroristen zullen steeds moorddadiger worden en in toenemende mate gebruik gaan maken van biologische, chemische, nucleaire of radiologische strijdmiddelen. Een eindeloze en heilloze strijd waar u en ik slachtoffer van zullen worden. Het is daarom zinnig te achterhalen tegen welke specifieke achtergrond deze terreurdaad heeft kunnen plaatsvinden.

In Arabische ogen loopt heel het Westen al decennialang meedogenloos over de cultuur en de waarden van de islam heen, om daar de eigen idealen voor in de plaats te stellen. Globalisering en mondialisering zijn in de praktijk steeds minder verhuld Amerikanisering gaan betekenen, en dat stuit buiten de Verenigde Staten en Europa op toenemende wrevel. De Palestijns-Israëlische kwestie — een conflict dat zo ondertussen meer slachtoffers heeft gekost dan tien Twin Towers bij elkaar — versterkt deze wrevel.
Een ieder die de Palestijnse zaak loskoppelt van deze terreurdaad is ziende blind en horende doof. Morele oordelen halen de feiten niet weg en politiek heeft allereerst met feiten te maken. Voor een Arabier zijn dit de feiten: de 34-jarige gewelddadige nederzettingenpolitiek van Israël; de permanente discriminatie van Palestijnen (in Jeruzalem zijn tussen 1967 en 1995 bijna veertigduizend huizen voor joden gebouwd en niet één voor Palestijnen); het bestoken van Palestijnse vluchtelingenkampen met F16's en tanks; de wekelijkse liquidaties; de moordaanslagen op gezaghebbende PLO-functionarissen; de sancties en embargo's tegen Libië, Syrië, Iran, Irak en Soedan, waar de volkeren onder lijden; het onbeschaamd stationeren van Amerikaanse legereenheden op heilig islamitisch grondgebied (ook toen de Golfoorlog allang voorbij was); de recente sluiting van het o zo belangwekkende Orient House. Dit zijn voorbeelden van door Amerika gesteunde daden die de waardigheid van Palestijnen, Arabieren en moslims over de gehele wereld hevig ondermijnen. Bovendien is het ronduit cynisch om te constateren hoe Israël misbruik maakt van de catastrofe in de VS om zijn militaire bezetting op te schroeven. Sinds 11 september heeft Sharon vier bloedbaden aangericht en is er een Palestijnse vissershaven met de grond gelijk gemaakt.
Elke Arabier, elke moslim heeft nog het beeld op zijn netvlies van dat kleine Palestijnse kind dat na urenlang in de armen van zijn vader te hebben gezeten — de vader die bekneld in een straathoek niet voor- of achteruit kon — uiteindelijk dodelijk werd getroffen door Israëlische kogels. Kunnen we ons een idee vormen van de kwelling, de pijn en het gevoel van onrecht dat deze vader, en met hem alle Arabieren en moslims die dit zagen, gevoeld moet hebben? Anders gesteld: is het slechts denkbeeldig dat een van de kapers deze vader was?
Ondertussen maakt Amerika zijn krijgsmacht klaar om terug te slaan op een wijze die in essentie weinig verschilt van die waarvan hij de daders beschuldigt. Duizenden onschuldigen zullen uiteenspatten als tseetseevliegen. Je kunt je met recht afvragen of dit ook geen misdaad is tegen de menselijkheid. Bovendien is het waanzinnig om te veronderstellen dat kruisraketten op het vrijwel geruïneerde Afghanistan zullen leiden tot een verdelging van de terroristen. Zulke bombardementen zijn wreed en dom. Er lopen over de hele wereld duizenden Bin Ladens rond. Die zijn niet te elimineren door Afghanistan plat te bombarderen. Integendeel, het zal doen toenemen waar de VS tegen zeggen te strijden: het terrorisme. Maar Bush wil naar zijn volk luisteren, Bush' positie staat op het spel, Bush wil aantonen dat Amerika geen vrees kent. In tijden van rampen is het volk echter een slechte raadgever. In zulke tijden valt ieder volk ten prooi aan massahysterie, de afgelopen weken aangewakkerd door media-instituties als CNN Worldservice, CBS, Sky en de New York Times. Im mers, CNN en de New York Times willen explosies zien, verkoolde lijken, brand, bloedbesmeurde straten, want voor CNN en de New York Times is niets zo desastreus als regeringsleiders die aan stille, vreedzame diplomatie doen.
Als Amerika Afghanistan straks echt bombardeert, zal dat sterk doen denken aan een oud verhaaltje over Mula Nasrudin (de Arabische Tijl Uilenspiegel). Deze Nasrudin zocht eens op een zandheuveltje naar zijn kwijtgeraakte huissleutel, toen een voorbijganger hem vroeg waar hij hem precies liet vallen. Nasrudin antwoordde: «In mijn eigen huis.»
«Waarom zoek je dan hier?» vroeg de man.
«Er is hier meer licht dan in mijn huis.»
Afghanistan is het onontkoombare doel van de VS, want daar zit Bin Laden (als hij niet al is vertrokken) en die is de wortel van alle kwaad, aldus Amerika's gemakzuchtige gedachte. Maar als Bin Laden al achter deze terreurdaad zit, is hij niet de wortel, net zo min als de islam — in essentie een uiterst vreedzame godsdienst — dat is. Bin Laden is slechts een haartje aan die wortel. Er zijn duizenden Bin Ladens, er zijn duizenden haartjes aan diezelfde grote peen. De wortel zelf wordt gevormd door de sociale en economische situatie in islamitische landen. En aan die situatie verandert niets als Afghanistan wordt platgebombardeerd. Integendeel, de peen zal zich in dat geval nog dieper en steviger de grond in boren en er zullen nóg meer haartjes aan groeien. Cynici zeggen dan: elke hegemonie krijgt de terrorist die ze verdient. En hier zijn u en ik niet bij gebaat.
Het meest bevrezende is dat de afgelopen tijd zo weinig is geprobeerd de rol te analyseren die Amerika in de wereld speelt. Bush, met in zijn kielzog de Europese regeringsleiders en hun Navo-charter, roept dat iedereen die niet voor Amerika kiest aanhanger is van het terrorisme. Daarmee is de wereld van de ene op de andere dag opgedeeld in «beschaafd» en «onbeschaafd», terwijl deze tweedeling misschien juist voedsel gaf aan de terreurdaad zoals die is gepleegd. Sinds 11 september voeren reusachtige zwart-wit-tegenstellingen de boventoon en vliegen apocalyptische scenario's ons om de oren. In de Arabische context berust anti-Amerikanisme evenwel niet op afkeer van de moderne wereld of op technologische afgunst. De veelgehoorde en klakkeloos overgenomen bewering dat de aanslag op Amerika een aanslag is op het gehele Westen is pure demagogie, en slechts bedoeld om een coalitie te smeden tegen een in wezen ongrijpbare vijand die feitelijk enkel Amerika, gelet op zijn impopulaire rol in het Midden-Oosten, als oogmerk heeft.
Het is angstaanjagend te constateren dat men in plaats van elkaars geschiedenis, wereldbeeld en drijfveren te onderzoeken teneinde rancune en misverstanden uit de weg te ruimen, om het hardst roept om wraak, verhoging van uitgaven voor veiligheid, uitbreiding van bevoegd heden van inlichtingendiensten, verregaande voorstellen ter verscherping van (sociale) controles, het aanstellen van een minister voor veiligheid, versterking van militaire regimenten et cetera.

Hamvraag was en blijft: waar komt dat anti-Amerikanisme vandaan? Vóór 11 september kon iedereen het antwoord geven. Men wees naar het egoïstische buitenlandse beleid van Uncle Sam, gedreven door niets anders dan eigenbelang. Men wees naar het Amerikaanse gelijkhebberige recht van de sterkste en de almaar langer wordende lijst van verdragen waar Amerika niet aan wenst mee te doen. Of het nu om een anti-landmijnverdrag gaat of om een verdrag tegen de opwarming van de aarde (Kioto), steeds waren de VS tegen. De anti-globalisten in Seattle en Genua vertolkten een breed gevoeld onbehagen. De Amerikaanse bewering dat de zogeheten rogue states zich door hun gevaarlijke gedrag en hun minachting voor de mensenrechten buiten de internationale gemeenschap hebben geplaatst en er een gevaar voor vormen, klinkt in het licht van de minachting van de VS voor allerlei internationale afspraken steeds meer gratuit. Amerika protesteert tegen het handen afhakken in Afghanistan en Iran en tegen executies in China. Hoe geloofwaardig is dat wanneer datzelfde land weigert een internationaal verdrag voor de rechten van het kind te ondertekenen omdat het anders geen minderjarige meer ter dood mag brengen? Achter het Amerikaanse wapengekletter en het dédain voor wereldwijde vraagstukken gaat het economisch belang van de grootste vervuiler op aarde schuil.
Vóór 11 september wist iedereen dit alles naadloos op te sommen. Nu is het angstvallig stil. Begrijpelijk, in tijden van rouw is het ongepast de schuldvraag op te werpen. Maar soms is ongepast zijn een deugd.
Doordat nauwelijks sprake is van kritische geluiden doemt er een beeld op dat herinnert aan de tijd van nazi-Duitsland toen veel schrijvers, critici, intellectuelen en journalisten collectief opgingen in de hitleriaanse volksmennerij en vernietigingsdrang. Juist nu het dilemma tussen geweld en geweten zo actueel is. De behoefte aan mensen als Victor Hugo en Thomas Mann is nu sterker dan ooit. Zowel het verzet van Hugo tegen Napoleon Le Petit als de strijd van Mann tegen Hitler vertegenwoordigde een fase in de eeuwige strijd tussen geest en macht, tussen geweten en geweld. Kunstenaars en intellectuelen moeten zich als van nature verzetten zodra de politiek haar taak van ordenen te buiten gaat en zich in haar eigenwaan voor scheppend en moraliserend houdt.

De aanslagen in de VS hebben ons in staat gesteld kleur te bekennen, te laten zien hoe beschaafd, democratisch en liberaal we zijn, en ons zo in zekere zin op de proef gesteld. De aanslagen hebben de mogelijkheid geboden ons bloot te geven, pleitbezorger te zijn, solidariteit te betonen. Maar ook: afschuw te spuwen, walging en haat uit te strooien, vermeende vijanden een gezicht en een naam te geven. Velen hebben de afgelopen dagen op eigen wijze hun best gedaan de gruweldaden van 11 september op te kloppen, de actualiteitenrubrieken en dagbladen voorop. In weerwil van de veroordeling van de aanslagen door islamitische leiders lijkt de islam synoniem te zijn voor terrorisme. Moskeeën worden beklad met xenofobe leuzen, hoofddoekdragende meisjes worden op straat belaagd, islamitische scholen worden in de fik gestoken. Het is ontmoedigend te vernemen dat veel schrijvers, wetenschappers, Tweede-Kamerleden en intellectuelen, ook de meest verlichte onder hen, die zich er vóór 11 september op lieten voorstaan onafhankelijke posities in te nemen, tegengeluiden te produceren en nuances aan te brengen, nu in koor schallen: «We zijn allen New Yorkers!» Het is ontmoedigend te vernemen hoe velen tegen beter weten in weigeren om Israëls gewelddadige nederzettingenpolitiek als katalysator van terroristisch geweld te zien. Het is ontmoedigend te horen dat wie niet publiekelijk de Amerikaanse zaak dient (d.i. «Vrijheid & Democratie», maar vrijheid & democratie voor wie? Het is geen geheim dat Amerika dictatoriale regimes als Egypte en Saoedi-Arabië actief ondersteunt), uit de gratie valt en kan rekenen op boegeroep. Alsof elke kritiek op de koers van Amerika en Israël gebrek aan respect voor de slachtoffers betekent. Het is ontmoedigend te vernemen dat de ten onzent van oudsher gepredikte tolerantie en vrijheid van meningsuiting als sneeuw voor de zon verdampen. Dat van de hier woonachtige moslims praktisch geëist wordt een verklaring af te leggen en zich openlijk tegen deze terreurdaad uit te spreken. Dat een mits of een maar of een schouderophalen verdacht is. Het is ontmoedigend te zien hoe een klein groepje onnozele en halfdronken randgroep-Marokkaantjes uit Ede ineens model staat voor het allochtone volksdeel. Het is ontmoedigend te zien dat VVD-kamerlid Ousama Cherribi zich met een Amerikaans vlaggetje en stropdas moet tooien om in het gevlei te komen.

Nog altijd gaat Europa gebukt onder enerzijds een diep schuldgevoel jegens Israël (de holocaust) en anderzijds grote dankbaarheid jegens Amerika (verdrijving van nazi-Duitsland, Marshallhulp). Maar dat we inmiddels een halve eeuw verder zijn, dat op mondiaal niveau de verhoudingen radicaal zijn gewijzigd, lijkt weinigen te zijn opgevallen. Dat het Amerikaanse imperialisme, de Amerikaanse hegemonie inmiddels een totalitaire beweging is geworden die alle beschavingen en levensgebieden — van huiskamervertier tot maaltijd, van kleding tot vocabulaire, van muziek tot film — willens en wetens heeft aangetast, geïncorporeerd en opgeslokt, nemen we voor lief. Dat Israël van slachtoffer is getransformeerd in een meedogenloos staatsmonster, door de VS financieel, technologisch en militair gesteund, willen we plotseling niet weten.
Tijdens de twee wereldoorlogen kostte het de Euro peanen een aantal jaren voordat ze de VS ervan wisten te overtuigen dat ze moesten interveniëren. Beide keren was het bijna te laat. Het is nu de hoogste tijd dat Amerika uit zijn roes van absolute en onaantastbare suprematie wakker wordt geschud. Europa en de Navo moeten de VS duidelijk maken dat zij in eerste instantie bij zichzelf te rade moeten gaan. Dat de enige wezenlijke vraag luidt: hoe kan economische en militaire superioriteit worden aangewend voor duurzame stabiliteit van het stelsel van soevereine staten? Met inachtneming van het inzicht dat terrorisme nooit is gezwicht voor militair geweld.