Italië, en Europa, met Berlusconi
door Freddy De Pauw

Bron: Uitpers

Silvio Berlusconi wordt opnieuw premier van Italië aan het hoofd van een regering die zichzelf centrum-rechts noemt en in feite rechts tot zeer rechts omvat. Hij staat er deze keer beter voor dan bij zijn vorige regering, in 1994, die afhing van de Lega Nord en er ook over struikelde. Hij kan nu desnoods zonder die Lega waarvan de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel de grote boeman maakt.

Wat betekent die Berlusconi II voor Italië en Europa?

Vooreerst, waaraan heeft Berlusconi zijn zege te danken. Een ruk naar rechts? Dat blijkt niet onmiddellijk uit de analyse van de resultaten.

In 1996 haalde de rechtse coalitie van Berlusconi, de Polo per le Libertà (alliantie voor de vrijheden) 42 procent, de Lega Nord afzonderlijk 10,1 procent, samen dus 52 procent. De partijen van de Ulivo haalden toen 35 procent, Rifondazione Comunista 8,6. De Ulivo had toen zijn succes uitsluitend te danken aan de verdeeldheid van rechts in het noorden.

Nu haalt de Casa delle Libertà, dat zijn de partijen van de vroegere Polo per le Libertà, de Lega Nord en de ‘Nieuwe PSI’ (de erfgenamen van wijlen Bettino Craxi) samen 49,6 procent, een verlies van 2,5 %. Bij de Ulivo moeten we rekening houden met de scheuring van 1998 bij Rifondazione Comunista die leidde tot de oprichting van de Partito dei communisti italiani, Pdci. De Ulivo’s samen halen nu 35 %, Rifondazione 5 %, samen 40 % - tegen 43,6 vijf jaar geleden, dus een verlies van 3,6 %.

Beide 'kampen' hebben dus verlies geleden, vooral omdat er nu in het ‘centrum’ enkele pogingen waren om de blokken te doorbreken: Democrazia Europea met onder andere gewezen zevenvoudig premier Giulio Andreotti, de groep van gewezen magistraat Antonio Di Pietro en, zoals vorige keer, de ‘Radicalen’. Maar het rechtse kamp was nu verenigd, wat een groot verschil maakte bij de zetelverdeling.

Centrum-centrum

Er is wel een opmerkelijke verschuiving binnen de kampen.

In het kamp van centrum-links is er een zwenking naar rechts. Het valt bovendien moeilijk te spreken van centrum-links als men ziet dat daar de fine fleur van het oude christen-democratisch cliëntelisme zit, zowel in de PPI (Volkspartij), officiële opvolgster van de Democrazia Cristiana als vooral in de Udeur van Clemente Mastella. Toch is het de alliantie van de Margherita, met PPI, Udeur, maar ook de Democraten van Francesco Rutelli en Romano Prodi en het partijtje van Lamberto Dini, ooit minister van de Schatkist in de regering Berlusconi, die winst boekt. Wellicht door het ‘effect Rutelli’ komt die Margherita op 14,5, terwijl de ‘Democratici di sinistra’ (DS), de Democraten van Links, van 21,2 op 16,5 vallen.
Dat hebben die DS aan zichzelf te wijten. Ze hebben hun links profiel zo goed als opgeborgen, de interne linkervleugel is volledig gemarginaliseerd; de nederlaag leidt dan ook tot een zware crisis in de DS waar Walter Veltroni er de brui aan geeft om zich volledig te wijden aan Rome waarvan hij nu burgemeester is. Die crisis is niet op te lossen met een wisseling van leiders. De sociaal-democratisering van de vroegere communistische PCI is zo snel gegaan, dat ze de sociaal-democratie bijna rechts voorbijsteken. Het is steeds onduidelijker waar de DS voor staat.

Rechts is er een complete herschikking, met een polarisatie rond Forza Italia, de partij van Berlusconi. Die gaat van 20,6 naar 29,4 %, terwijl de Nationale Alliantie (AN), de deftige opvolgster van de fascistische MSI, van 15,7 op 12% valt. AN hoopte na de verkiezingen van 1996 binnen rechts de dominante partij te worden, groter dan Forza Italia (FI). Voor Gianfranco Fini van AN is dat nu een bittere ontgoocheling. Het is immers ook een gevolg van een verlies aan identiteit. Dat is koren op de molen van de interne oppositie in AN die en duidelijker agressiever profiel wil en in veel opzichten, bij voorbeeld de houding tegenover migranten, op dezelfde golflengte zit als Umberto Bossi van de Lega Nord.
De bundeling van twee rechtse christen-democratische partijen, de CCD en CDU, valt van 5,8 naar 3,2 %. Die partijen tillen daar minder zwaar aan, want door de voorafgaande afspraken over zetelverdeling zijn ze zeer goed bedeeld en dat is het enige waar het deze cliëntelistische genootschappen om te doen is.

Forza

Het rechtse kamp wordt vanaf nu dus volledig gedomineerd door Forza Italia. Terwijl Michel en compagnie hun pijltjes lichtjes afschieten op de Lega Nord en zijdelings op de Nationale Alliantie, gaan ze voorbij aan de ondemocratische natuur van Forza Italia, waarvan de initialen FI evengoed zouden kunnen staan voor Fininvest, het imperium van stichter-leider Silvio Berlusconi.

Forza Italia kan zowat omschreven worden als de politieke arm van Fininvest waartoe ook Publitalia behoort. Deze reclamefirma werd in 1993 aangevoerd door Marcello Dell’Utri, de man die in Palermo terechtstaat voor samenwerking met de maffia. Die werkte in dat jaar een bijzonder project uit: de oprichting van Forza Italia. Voor zijn inspiratie ging hij te rade bij een ander onderdeel van Berlusconi’s rijk, de voetbalploeg AC Milan. Een voetbalkreet werd de partijnaam, de aanhangers werden supporters.

De leiding van FI (Forza Italia) was dezelfde leiding als die van FI (Fininvest), Cesare Previti inbegrepen. Deze extreem-rechtse advocaat zou moeten terechtstaan wegens omkoperij van een Romeinse rechter die Berlusconi de controle toestak over de uitgeversgigant Mondadori. Maar Berlusconi zorgde ervoor dat zowel Dell’Utri als Previti parlementaire onschendbaarheid genieten. En dan te bedenken dat Berlusconi de hervorming van de justitie als een van zijn belangrijkste prioriteiten beschouwt. Maffia- en corruptiejagers herinneren zich maar al te goed hoe de eerste regering Berlusconi hen in 1994 het leven erg zuur maakte. Ook nadien werden zij het doelwit van allerlei campagnes, waaronder lastercampagnes in de media van Berlusconi die hen afschilderde als communistische samenzweerders die de democratie ondermijnen.

Natuurlijk zorgde Mediaset, waaronder de drie nationale tv-zenders van Berlusconi, er in 1994 voor dat het product ook werd verkocht. Vooral het feit dat zoiets werkt is zeer verontrustend voor de democratische processen. Een man die als geen ander had geprofiteerd van het oude systeem en aan wiens fortuin de kwalijke geur van maffiageld zit, slaagde erin zich aan te dienen als ‘il nuovo’, het nieuwe. De oorsprong van zijn geld, de omkoopaffaires en zijn aanvallen op de magistraten van Schone Handen worden hem door zijn groeiend publiek helemaal niet kwalijk genomen. Hij verkoopt zich met succes als de martelaar, slachtoffer van een wijdverbreid complot.

Het gaat hier dus om een partij waar de relatie tussen de leiding en de achterban parallel is met een klassieke autoritaire relatie binnen een doorsnee kapitalistisch bedrijf, terwijl de relatie tussen deze partij van het nieuwe type en de kiezer parallel is met die tussen een product en de verbruikers. Het is een nieuwe vorm van cliëntelisme die de plaats inneemt van de klassieke cliëntelistische relaties. Forza Italia haalt nu hetzelfde percentage als de Democrazia Cristiana (DC) in haar laatste levensjaren (1992). Forza is nu bij voorbeeld op Sicilië even dominant als de DC in haar gloriejaren.

Europa

Forza Italia heeft binnen de Europese Volkspartij (EVP) trouwens de plaats van de DC ingenomen. Er zitten ook nog zes andere partijtjes in die EVP, maar Forza overschaduwt al de rest. Vanuit de CVP kwam twee jaar geleden verzet tegen de toetreding van Forza, Wilfried Martens werd als EVP-voorzitter op de vingers getikt. Maar het koelde zonder blazen, Martens handelde in opdracht van de Duitse CDU van Helmut Kohl en van de Spaanse PP van Aznar die in de EVP meer en meer de lakens uitdeelt.

Forza Italia was dus al een belangrijke speler op het Europese vlak en is dat nu, met stichter-leider Berlusconi als premier, nog veel meer. Het duo Aznar-Berlusconi vormt een rechtse tegenkracht, samen met Schüssel in Oostenrijk, voor al die sociaal-democraten. Die drie premiers hebben allemaal allianties met uiterst-rechts (in de Spaanse PP zit uiterst-rechts).

Het succes van Forza werkt aanstekelijk voor klassieke rechtse partijen in andere Europese landen die zich afvragen of ze niet dezelfde richting, reactionair in een gloednieuw kleedje, moeten uitgaan.

De zege van Berlusconi wijzigt dus de verhoudingen in de Europese Unie ten gunste van een rechterzijde die de alliantie met uiterst-rechts en xenofobe campagnes niet schuwt. Forza’s bondgenoten buiten Italië, waaronder de CVP en het Nederlandse CDA, kunnen niet blijven doen alsof hun neus bloedt. Ook al hebben ze misschien het excuus dat de man van de "Derde weg", de Britse premier Tony Blair, liet weten wel goed met Berlusconi te willen samenwerken, terwijl het conservatieve weekblad The Economist volhardt in de boosheid en Berlusconi ongeschikt acht om premier van Italië te zijn.

 

(Uitpers, juni 2001)