Het grote oliespel
door Freddy De Pauw

bron: Uitpers

Wat bezielt George W. Bush en zijn regering in hun agressieve diplomatie? Er zijn duidelijk omschreven ideologische drijfveren; de think tanks werken open en bloot een arsenaal van argumenten uit om dat (neo-) imperialisme te onderbouwen, de omgeving van Bush doet daar een schep christelijk fundamentalisme bij.

Maar de agressiviteit van dat fundamentalisme is ingegeven door zeer materiële belangen, die van de Amerikaanse oliemaatschappijen voorop. Voor die maatschappijen zou een "vreedzame oplossing" van de Iraakse crisis een ramp zijn, zij hebben oorlog nodig om de Iraakse olie te kunnen veroveren. Aan de "preventieve" en andere oorlogen van Washington hangt een felle oliegeur, zoals ook de Russische diplomatie in de olie is gedrenkt.

Dat oliebelangen nog meer dan onder andere presidenten een centrale rol in de Amerikaanse politiek spelen, ligt voor de hand. Bush, vice-president Dick Cheney en talrijke andere uit de omgeving van de president hebben persoonlijk zeer sterke banden met de oliesector waaruit ze zelf komen. Dat drukt zijn stempel op het binnenlands beleid. De druk van Bush om natuurgebieden in Alaska voor de oliebarons te ontsluiten is één voorbeeld, de pogingen om het schandaal rond energiezwendelaar Enron toe te dekken een ander. Het milieubeleid, of beter anti-milieubeleid, staat volledig in het teken van diezelfde belangen. In olievriendelijk Washington staan hernieuwbare energiebronnen beslist op een slecht blaadje. De Texaanse olieboeren zijn bovendien in de wolken met de oorlogsdreigementen tegen Irak, want daardoor is de prijs van een vat tot 28 à 30 dollar gestegen, waardoor het ineens weer interessant wordt oude oliebronnen, die ze in de jaren 1990 hadden opgegeven, te gaan exploreren.

Aan de Amerikaanse buitenlandse politiek hangt een nog veel sterkere oliegeur. Voor de Verenigde Staten is het van vitaal belang de oliebevoorrading te diversifiëren, zei de Amerikaanse minister van Energie Spencer Abraham op 18 september bij de plechtige eerste spadensteek voor de aanleg van een oliepijpleiding tussen Bakoe, Azerbeidzjan, en de Turkse oliehaven Ceyhan. Die pijpleiding van 1750 kilometer zal vanaf 2005 olie uit de Kaspische velden naar Ceyhan voeren; daarnaast komt er ook een pijpleiding voor gas naar het Turkse Erzurum. "Het energiebeleid van president Bush noopt de VS tot een verhoging van de energieproductie op wereldschaal. Dat is voor Amerika van levensbelang", aldus de minister.

Poetin voor schut?

De aanleg van die pijpleiding is een doorn in het oog van het Kremlin, waar de oliemaatschappijen een flinke vinger in de pap hebben. De ondertekening in september 1994 in Bakoe van een akkoord voor de ontginning van enkele Kaspische olievelden tussen Azerbeidzjan en een westers olieconsortium, was voor Moskou de voornaamste aanleiding om troepen naar het virtueel onafhankelijke Tsjetsjenië te sturen – want door dat gebied loopt de pijpleiding die olie van Bakoe naar de Russische haven Novorossiisk voert.

Het plan van de westerse oliemaatschappijen om die Kaspische olie via Georgië naar Turkije te transporteren, wekte in Moskou de grootste bezorgdheid. Moskou moest met lede ogen toezien hoe Washington en de Nato gewezen kopstukken van het Sovjet-establishment opvrijden – president Geidar Aliëv van Azerbeidzjan was vroeger een regionale KGB-chef en werd in 1986 door Michail Gorbatsjov afgezet als eerste vice-premier van de Sovjet-Unie. President Edward Sjevardnadze van Georgië was vanaf 1985 bijna ononderbroken minister van Buitenlandse Zaken na jarenlang chef te zijn geweest van de Georgische communistische partij. Onder Gorbatsjov was hij de nummer drie van het Politburo.

Die geplande pijpleiding via Georgië drijft de spanningen tussen dat land en Moskou gevoelig op. Rusland tracht al jaren de militaire kaart uit te spelen door feitelijke steun aan de afscheidingsbewegingen van Zuid-Ossetië en vooral Abchazië. Het steunt ook de autonomisten in Djavach, een gebied met een grote Armeense bevolking, en van Adzjarië waar de regionale heerser zich niets aantrekt van de Georgische regering zodat een groot deel van de grote smokkelopbrengsten in Adzjarië blijft.

De Russische president Vladimir Poetin ging er echter vanuit dat de kaarten na 11 september 2001 anders lagen. Poetin verwachtte dat hij in ruil voor zijn onvoorwaardelijke steun aan de Amerikaanse strijd tegen het "internationaal terrorisme" zou beloond worden. De VS zouden in die optiek flink helpen om Rusland te "moderniseren".

Poetin kreeg zijn beloning onder meer in de vorm van volwaardige deelneming aan de top van de G7/8 en hij bekwam zelfs dat de top van die exclusieve club in 2006 in Moskou zal plaats hebben. Washington stelde hem gerust dat de aanvaarding van Amerikaanse militairen in Centraal-Azië hem geen windeieren zou leggen. Poetin kan sindsdien meer dan ooit rekenen op westers "begrip" voor zijn oorlog in Tsjetsjenië tegen het "islamistisch terrorisme". Volgens Moskou verschansen enkele groepen islamistische opstandelingen zich in de Georgische vallei van Pankissi, vlakbij de grens met Tsjetsjenië. Die vallei is echter vooral in handen van Georgische maffiabenden die in Tbilisi bijzonder veel macht hebben; vergeten we maar niet dat het maffiabazen waren die in 1993 Sjevardnadze vanuit zijn werkloosheid in Moskou naar Tbilisi riepen omdat ze iemand "respectabel" nodig hadden.

Voor Poetin is Pankissi het voorwendsel om Georgië te bedreigen met een inval als het niet zelf optreedt. Op 12 september jl. beriep Poetin zich zelfs op resolutie 1368 van de VN-Veiligheidsraad (als antwoord op de terreuracties van 11 september 2001) om een eventuele inval in Georgië te rechtvaardigen. Maar daar botst hij rechtstreeks op gevestigde Amerikaanse oliebelangen. Als Sovjetminister diende Sjevardnadze ook al die belangen: hij zorgde ervoor dat Chevron in de Sovjetrepubliek Kazachstan het olieveld van Tengiz mocht ontginnen aan bijzonder gunstige voorwaarden. De vriendschap tussen Sjevardnadze en de Amerikaanse oliereuzen dateert dus al van de jaren 1980. Sjevardnadze heeft in de lente al 200 Amerikaanse militaire instructeurs gekregen "voor de strijd tegen het terrorisme". Zij zijn de voorbode van nog meer troepen die de oliepijpleiding zullen moeten beschermen.

Poetin staat in eigen land onder zware druk omdat veel Russen oordelen dat hij naast persoonlijk prestige te weinig heeft bekomen voor al die steun aan Washington. Zelfs een felle voorstander van goede relaties met de VS, Alexeï Arbatov, vindt dat Poetin weinig resultaten kan voorleggen van zijn 11 september-flirt met Washington. De VS erkennen Rusland nu officieel als een ‘markteconomie’, maar de toetreding tot de Wereld Handelsorganisatie ligt nog niet in het verschiet, de westerse investeringen in Rusland dalen (met 25 procent in het eerste halfjaar van 2002), in de Kaukasus en Centraal-Azië houden de Amerikanen weinig rekening met Rusland en zijn belangen. Vandaar ook dat Poetin een vuist maakte naar Georgië dat volledig de Amerikaanse kaart trekt in de strijd om de olie.

Globale deal

Het is voor de Russische president ook een manier om de aanspraken op een globale deal met Washington over energierijkdommen in de wereld kracht bij te zetten. In mei kwam Bush zijn Russische collega in Moskou verzekeren dat hij met de Russen wereldwijd een nieuwe "olie-orde" wou vestigen, met andere woorden dat de Amerikanen de Russische oliemaatschappijen als volwaardige partners bij de verdeling van de olie- en aardgasrijkdommen in de wereld willen erkennen.

Moskou stemde er alvast in toe dat Amerikaanse oliemaatschappijen toegang krijgen tot de Siberische olievelden. In hun zoektocht naar diversificatie van hun oliebevoorrading mikken de Amerikanen ook op Rusland, dat begin dit jaar weer de grootste olieproducent van de wereld werd. Russische oliegiganten als Loekoil en Joekos dromen er luidop van ooit Saudi-Arabië als belangrijkste leverancier van de VS te vervangen. Maar Poetin verplicht die maatschappijen intussen de bevoorrading van de binnenlandse markt te verzekeren tegen een zachte prijs, wat in de lente al tot een gezamenlijk protest van de Russische oliebaronnen tegen de regering leidde.

Want die oliebaronnen rekenen erop dat de Amerikanen zwaar in de Russische olie-industrie gaan investeren om verouderde installaties zo snel mogelijk te moderniseren. Ze hebben naar schatting van olie-experts gedurende twintig jaar acht tot tien miljard dollar per jaar nodig. Die oliemaatschappijen willen dat Poetin zich inschikkelijk toont tegenover Bush om in de in de maak zijnde globale olie-orde een hoofdrol te kunnen spelen. Vandaar bij voorbeeld dat Loekoil aarzelt om in Irak akkoorden te sluiten die Washington te veel voor het hoofd stoten. De Amerikaanse minister Abraham zei bij een bezoek aan Moskou in juli dat "Rusland geroepen is om een centrale rol te spelen in de zekerheid van de energiebevoorrading". Zoiets klinkt de Russische oliebaronnen als muziek in de oren, ook al zijn ze niet gelukkig met de Amerikaanse concurrentie rond de Kaspische Zee.

Die concurrentie is er ook in Centraal-Azië. Poetin steunde de Amerikaanse oorlog in Afghanistan in de hoop op een globale deal over verdeling van invloed in de regio. In Afghanistan rekende Moskou op zijn vrienden binnen de toenmalige Noordelijke Alliantie om zijn strategische belangen veilig te stellen. Maar de krijgsheren van die "alliantie" kennen geen dankbaarheid, alleen eigen belangen. De Amerikanen leggen hen geen strobreed in de weg, zij hebben troepen ter plaatse en ze zorgen voor dollars. Amerikaanse oliefirma’s denken daarbij op termijn aan het oude plan van Unocal om een pijpleiding aan te leggen van energierijk Turkmenistan naar Pakistan, dwars door Afghanistan. Voorwaarde is dat er in Afghanistan een Pax Americana heerst om die corridor van de energie onder controle te houden. Maar een dergelijk plan dreigt alweer Ruslands invloed in die regio te ondergraven.

Intussen hebben de Amerikanen via de oorlog in Afghanistan nog meer voet aan de grond gekregen in de vroegere Sovjetrepublieken van Centraal-Azië. De Amerikaanse oliereuzen vergeten echter nooit dat de ontginning van een vat olie in en rond de Kaspische Zee tussen 7 en 8 dollar bedraagt, tegen 0,7 dollar in bij voorbeeld Irak.

Hoofdprijs

Door de controle over Afghanistan en sterkere posities in Centraal-Azië en de Kaukasus, trachten de Amerikanen ook Iran te verzwakken. Iran, dat is olie en aardgas met toch nog altijd de vijfde grootste oliereserves ter wereld. Minder dan Irak dat op vlak van bekende oliereserves nummer twee staat, na Saudi-Arabië. Met een oorlog tegen Irak hopen Bush en de oliefirma’s de Iraakse olievelden onder controle brengen, wat het gemakkelijker maakt om later ook die van Iran over te nemen..

Irak is de hoofdprijs: 112 miljard vaten gekende reserves, volgens olie-experts daar bovenop nog 220 miljard vaten ongekende. Wat meer is, door de controle over een deel van die reserves, worden de VS voor hun bevoorrading minder afhankelijk van Saudi-Arabië waarmee de relaties de jongste tijd iets meer gespannen zijn. Diversificatie van de bevoorrading.

Begrijpelijk dat de Amerikaanse oliereuzen als de dood zijn voor een opheffing van de sancties tegen Irak zonder dat er in Bagdad een bevriend regime komt. Want dan zou ongeveer iedereen aan de exploitatie van de Iraakse olievelden kunnen deelnemen behalve die Amerikaanse firma’s. Nu al staat het Franse TotalFinaElf klaar om na opheffing van de sancties aan de slag te gaan. Russische en Chinese firma’s staan zelfs een stap verder.

Washington tracht al die mogelijke concurrenten te paaien met de belofte dat ze onder een nieuw, VS-gezind, regime hun deel zullen krijgen. Steun ons in onze actie tegen Saddam en ge krijgt allemaal uw deel, luidt de boodschap van Washington aan Parijs en Moskou. Maar niemand, ook niet in Moskou en Parijs, die eraan twijfelt dat een oorlog tegen Irak deze keer een veroveringsoorlog wordt waarbij de bezetter zich het leeuwenaandeel van ‘s lands rijkdommen zal toekennen. Michail Chodorkovsky, een van de machtigste oligarchen in Rusland, heeft tijdens zijn recent bezoek aan de VS de Amerikaanse oliemaatschappijen gevraagd deel te nemen aan consortiums om de Iraakse olievelden te exploiteren in de hoop dat zijn firma onder een Amerikaanse bezetting van Irak niet buitenspel wordt gezet. Dat is preventieve zakelijke diplomatie, het ‘Iraqi National Congress, dat de Iraakse marionetten van Washington groepeert, heeft immers al laten weten dat het als machthebber alle bestaande olie-akkoorden met Irak zal herzien.

Dat verklaart ook waarom de Amerikaanse "neo"-imperialisten geen enkel belang hebben bij een vreedzame oplossing van het conflict met Irak. Want zolang er geen verandering van regime is, kunnen ze naar de olie fluiten. Alleen als ze het land veroveren, kunnen ze ook beslag leggen op de olie. En dan kunnen ze zich meteen ingraven in een regio die veruit de grootste oliereserves van de wereld heeft.

Intussen blijven de olieproducenten van Latijns Amerika de belangrijkste bevoorraders van de VS. Met Mexico heeft Washington nu zeker geen problemen, maar in Venezuela hebben de Amerikanen dit jaar ronduit de kant gekozen van de tegenstanders van president Chavez. Ze wachten alleen op een nieuwe gelegenheid om Chavez aan de kant te zetten. In Colombia hebben de Amerikanen van hun bevriende regering alvast verkregen dat ze militairen inschakelen om hun oliepijpleidingen te beschermen. Terwijl de ideologen van de Amerikaanse think tanks en hun bevriende perslui dagelijks munitie aanbrengen om het neo-imperialisme onbeschaamd te onderbouwen, geven politici, militairen en zakenlui dat ‘neo’-imperialisme op het terrein vorm.

(Uitpers, nr. 34; 4de jg., oktober 2002)