Wat valt er te kiezen? (mei 1998)

Naar een aangeharkte stad

De zin of onzin van discussies met politici (mei 1998)

Samenwerken en netwerkvorming (december 1996)

Humanistische Beweging (oktober 1996) 

Discussie met kleur (april 1996) 

Discussie over de Identificatieplicht (april 1996) 

Bewegingsdiscussie (december 1992) 

Anti racisme strategie (december 1992)
 

 

Buiten de werkelijkheid

Postmodernisme en protestgroepen

  

De huidige dominante ideologie wil ons doen geloven dat de tijd van de idealen voorbij is en sociale bewegingen niks meer voorstellen. Volgens Saskia Poldervaart dragen modernistische theorieën en de media hieraan bij doordat ze de huidige actiegroepen onzichtbaar maken. Activisten zouden er volgens haar dan ook goed aan doen de postmoderne kritiek op de huidige neo-liberale 'werkelijkheid' eens serieus te nemen in plaats van haar te zien als oorzaak van de vermeende passiviteit. Een oproep tot discussie.

Ongeveer een jaar geleden klaagde een bekende politicoloog tegenover zijn collega's dat er momenteel geen sociale bewegingen meer bestaan: waar is de politiek gebleven? Hij past hiermee in het algemene verhaal over de huidige, postmoderne tijd, die geen idealen meer zou kennen, en waarin mensen B met name jongeren - alleen materialistische waarden zouden nastreven.

Bijna tegelijkertijd schreef een Nederlandse punker in zijn zine It's Raining Truths (s'Hertogenbosch 2000): "Newspapers, magazines and television want me to believe we, the kids, have no ideologies any more. (..) Well (ha!) they're wrong, I could write a book about everything I believe in and strive for (...) The only problem is that it's their ideology to have us believe ideology and dreams belong to the past.(..) But when I go to a hardcore show .. I know there's an alternative force that goes against the stream, one that doesn't stop and only grows stronger".

In dit artikel wil ik nagaan hoe de huidige dominante ideologie (want dat is het) dat er niets meer gebeurt botst met de realiteit van de vele groepen die bezig zijn met acties of met alternatieve manieren van (samen)leven, gericht tegen het huidige neo-liberale materialisme. Daarvoor wil ik ten eerste ingaan op de momenteel meest gebruikte benadering van sociale bewegingen en laten zien dat hierin 'modernistische' opvattingen worden gehanteerd waardoor huidige actiegroepen buiten beeld vallen.

Ten tweede wil ik laten zien wat ik geleerd heb van het postmodernisme en hoe verbijsterd ik vaak ben over alle clichés die in de beweging de ronde doen over 'het' postmodernisme. Het postmodernisme zou anti-idealistisch, a-politiek en irrationeel zijn en de concrete werkelijkheid relativeren, terwijl de huidige actievoerders juist rationele argumenten zouden moeten gebruiken om die werkelijkheid te bekritiseren. Deze critici van het postmodernisme denken er echter helemaal niet over na over wiens rationaliteit en wiens werkelijkheid ze het eigenlijk hebben.  

 

Rationele actoren

In de politieke wetenschap in Nederland wordt weinig aandacht besteed aan sociale bewegingen; als er al over wordt onderwezen, wordt bijna altijd het boek van Duyvendak e.a. uit 1992 gebruikt: Tussen verbeelding en macht. 25 jaar sociale bewegingen in Nederland. Omdat in het begin van de zestiger jaren wetenschappers actievoerders omschreven als irrationeel (inderdaad een middel om hen te diskwalificeren), benadrukken Duyvendak e.a. in hun boek dat ze actievoerders benaderen als rationele actoren. Maar wat betekent dat volgens hen? Actievoerders zijn pas rationeel als ze kosten en baten van actie-voeren tegen elkaar afwegen en op basis hiervan besluiten al of niet tot actie over te gaan. Dat is inderdaad de dominante 'modernistische' benadering van rationaliteit, waarin idealisme niet past. Maar welke critici van het postmodernisme realiseren zich dat?

Een volgend kritiekpunt is dat Duyvendak e.a. sociale bewegingen karakteriseren als bewegingen die eisen stellen aan het politieke systeem. Maar wat als de huidige protestgroepen geen interactie met het politieke systeem willen? Zijn ze dan geen beweging meer? (Denk bijv. aan de punkbeweging, of aan alle mensen die een netwerk van alternatief wonen en/of werken hebben gevormd, aan alle Do-it-Yourself-culturen). Mijns inziens wijzen vele actiegroepen en Do-it-selvers het huidige Poldermodel af en pogen ze op eigen wijze vorm te geven aan hun maatschappijkritiek, maar dit past niet in Duyvendak's model van sociale bewegingen.

Als derde kritiek wil ik noemen dat zij sociale bewegingen indelen in 'instrumentele' en 'identiteitsgerichte' bewegingen (de laatste categorie verdelen ze onder in sub- en tegenculturele bewegingen). Maar deze tweedeling is een raar onderscheid en doet denken aan begin zestiger jaren, toen men dacht dat alleen communistische landen een ideologie hadden en dat alle westerse landen neutraal waren. Alsof instrumentele bewegingen ook geen identiteiten vormen. Het is vooral de postmodernistische benadering die heeft geleerd dat mensen altijd ideologisch worden beïnvloed en dat overal waar mensen samen komen, identiteiten worden gevormd.

 

Media   

Mijn belangrijkste kritiekpunt op de benadering van Duyvendak e.a. is dat zij sociale bewegingen bestuderen door te tellen hoe vaak zij genoemd worden in de media. In deze (modernistische) opvatting wordt ervan uitgegaan dat nieuwsmedia een spiegel van de samenleving zijn. Postmodernistische opvattingen echter leren dat media betekenis geven aan de werkelijkheid, maar nooit een directe afspiegeling daarvan zijn. Er bestaat geen rechtlijnig verband tussen wat de media schrijven en wat er in 'de' werkelijkheid gebeurt. Alle actievoerdersters weten dat natuurlijk al lang. Velen hebben zich daarom van de reguliere media afgekeerd en hun eigen tegenculturele media-voorzieningen gecreëerd.

Toch doen zich daarbij twee problemen voor. Ten eerste wordt er in de alternatieve media van uitgegaan dat de informatie in de alternatieve media wel de werkelijkheid inhoudt, waarbij vergeten wordt dat het de door hen ervaren werkelijkheid is. En ten tweede dat, hoewel de meeste actiegroepen het politieke systeem verwerpen, zij wel de publieke opinie willen beïnvloeden. En daarvoor kunnen ze de niet in hen geïnteresseerde reguliere media moeilijker negeren.

Hoe is het te begrijpen dat de media niet meer in de huidige activiteiten van actievoerders geïnteresseerd zijn? Hiervoor zijn verschillende redenen aan te voeren. McCarthy wijst er in Comparative Perspectivies on Social Movements (1996, p.306) op dat de stemmen die toegang krijgen tot de media steeds meer behoren tot die groepen die reeds gevestigd zijn. Willen protestgroepen gehoord worden dan moeten ze óf proberen ondersteuning te verkrijgen van dissidente elite groepen óf media-aandacht verwerven door gewelddadig gedrag te vertonen.

Tim Jordan brengt in Storming the Millennium. The New Politics of Change (1999, p.7) een ander, veelal genegeerd, argument in: juist omdat actiegroepen bestaan uit netwerken die zich door de maatschappij verspreiden, zijn zij niet makkelijk zichtbaar. Spectaculaire acties maken hun bestaan wel zichtbaar, maar geven alleen een beperkt inzicht in de nieuwe politiek, omdat de media die zulke acties verslaan doen alsof de sociale netwerken die zulke acties mogelijk maken, niet bestaan.

John Jansen van Galen geeft in De Groene Amsterdammer (14 april 1999) het verschil aan tussen de 1960's en 1990's: "Wij als journalisten dragen bij aan het beeld van een maatschappij zonder protest. Als jeugdige types minister Zalm met taarten bekogelen .. is niemand geïnteresseerd in hun motief. Want we zijn allemaal blij met Europa, of daar minstens onverschillig onder. Afwijkende geluiden worden afgestraft en op zijn best geridiculiseerd. Er is in de redactiekantoren weinig geduld meer met actiegroepen, we hebben het allemaal al eens gezien. In de jaren zestig en zeventig werd het actiewezen door de pers uitvergroot, nu is het eerder zo dat protest wordt genegeerd of gekleineerd. Dan is uitvergroten beter, omdat de pers ook tot taak heeft te signaleren wat er broeit aan verzet, waarin vaak de kiem schuilt voor maatschappelijke verandering."

Dus volgens de meest gebruikte benadering van sociale bewegingen moeten bewegingen hun acties richten op het politieke systeem en is de methode om die bewegingen te onderzoeken het tellen van hoe vaak de media naar deze acties verwijzen. Ik heb willen aanstippen hoe huidige protestgroepen buiten zo'n modernistisch te noemen  benadering vallen. Hierna wil ik aangeven waarom we postmodernistische benaderingen niet kunnen negeren (juist ook al omdat vele huidige actiegroepen zonder het te weten, zo'n benadering al lang toepassen).

 

Modernisme

De begrippen modernisme en postmodernisme worden op veel verschillende manieren gebruikt. Vele oude, maar ook jonge activisten staan erg wantrouwend tegenover de term 'postmodernisme', maar mijns inziens moeten we accepteren dat de tijden altijd veranderen. Om geen voorgekauwd burger te worden zullen we altijd open en nieuwsgierig moeten zijn naar nieuwe ontwikkelingen (natuurlijk zonder deze kritiekloos te omarmen). Om de achterdocht over postmodernisme te ondergraven, zal ik eerst kort aangeven wat ik onder modernisme en postmodernisme versta. 

De begrippen modernisme en moderniteit worden momenteel door elkaar heen gebruikt. Moderniteit wordt geassocieerd met de wetenschappelijke revolutie van de 17-de eeuw, toen de ideeën over vooruitgang en rationaliteit van het Verlichtingsdenken ontstonden. Vanaf die tijd hebben deze ideeën het Westerse denken gedomineerd. Diverse keren in de geschiedenis zijn wetenschappers en actiegroepen tegen deze dominante opvattingen in verzet gekomen; de meest bekende verzetsperiodes zijn die rond 1900 en de zestiger jaren.

In eerstgenoemde periode (1890-1920) werd de term 'modernisme' gebruikt om alle culturele en politieke reacties weer te geven die toen tegen de moderniteit ontstonden. De inzichten van met name Nietzsche en Freud daagden de rationaliteit van de moderniteit uit. In zowel de wetenschappen als in de kunsten werden er vele vragen gesteld over de traditionele representaties van de realiteit en werd de onzekerheid over die representaties benadrukt. Ook ontstonden in deze periode enorm veel sociale bewegingen. Maar rond 1920 verdween deze kritiek, kregen de meeste bewegingen geen aandacht meer en vielen de begrippen modernisme en moderniteit steeds meer samen. Momenteel bedoelt men met modernisme meestal het Verlichtingsdenken, met zijn idealen van vooruitgang en rationaliteit. En de dominante opvatting van wetenschap bedrijven houdt weer in het zoeken naar causale relaties om voorspellingen mogelijk te maken en zo zekerheid over de toekomst te geven.

 

Postmodernisme

Het begrip postmodernisme werd voor het eerst gebruikt in de culturele kritiek van de zestigers, toen protestgroepen gevoel, irrationaliteit en anarchie benadrukten. Postmoderne benaderingen kunnen gezien worden als een meer consequente uitwerking van de ideeën die reeds rond 1900 waren geuit. Maar pas in de jaren 80 werd er gesproken over 'postmoderne tijden'.

Dit heeft duidelijk te maken met allerlei sociaal-economische ontwikkelingen (nieuwe informatie-technologieën, flexibele arbeidsprocessen, globalisering van economische markten), waardoor de dagelijkse ervaringen van mensen zijn veranderd in vergelijking met die van de zestiger jaren. Degenen die het begrip 'postmodernisme' positief gebruikten, geven daarmee hun kritiek op de bestaande wetenschapsopvattingen én op de bestaande maatschappelijke verhoudingen weer. Maar zij vormen de minderheid: het aantal critici van postmoderne opvattingen, die deze opvattingen voortdurend pogen belachelijk te maken of te negeren, is veel groter dan het aantal voorstanders van postmoderne benaderingen. Met postmodernisme wordt dan ook geen nieuwe periode na het modernisme bedoeld. Postmodernisme is veel meer een perspectief van waaruit kritische vragen worden gesteld over de beperkingen van de moderniteit/het modernisme. 

De beperkingen van het modernisme zijn onder meer: de dominantie van het Westerse, witte, heteroseksuele, middenklasse en mannelijke denken dat alle andere stemmen uitsluit; de nadruk op Cultuur met een hoofdletter, hetgeen populaire en andere culturen uitsluit, de nadruk op homogeniteit en duurzaamheid, zoals dat tot uiting komt in sociale bewegingen die streven naar een eenduidig programma of een universele ideologie waar alle activisten zich achter moeten scharen.

Postmoderne waarden houden in een voorkeur voor verschillen in plaats van uniformiteit, de nadruk op een open einde, de acceptatie van incompleetheid en onzekerheid, zelf-expressie, heterogeniteit, pluralisme en voortdurende reflexiviteit en verandering.

 

Zestigers

Voor een deel zijn deze postmoderne waarden te zien als een verdere uitwerking van de (anarchistische) kritiek van de zestigers op de wetenschap en de zelfvergenoegzaamde instituties van de maatschappij. Toen rond 1970 velen van hen marxistisch werden, werd de voordien geuite cultuurkritiek echter verschoven tot na de revolutie. De meeste postmoderne theoretici zijn ook tijdelijk min of meer marxistisch geweest, terwijl ze tegelijkertijd het belang van (het begin van) de zestiger jaren zijn gaan uitwerken. Zo hebben ze gebruik gemaakt van de zestiger-jaren kritiek op het begrip politiek en op autoriteiten en experts. Tevens hebben ze deze kritiek uitgebreid. Het idee van de zestigers dat politiek niet beperkt kan worden tot de staat of tot partijpolitiek hebben postmodernen uitgebreid door de relatie tussen politiek en cultuur en politiek en identiteitsvorming uit te werken. Daarnaast hebben ze geanalyseerd hoe autoriteiten en specifieke interpretaties van 'feiten' samenhangen en hoe dat weer in relatie staat tot allerlei als vanzelfsprekend opgevatte dualiteiten (zoals man-vrouw; cultuur-natuur, actief-passief, verstand-gevoel).

Maar er bestaan ook verschillen tussen de postmoderne waarden van (een klein deel van) de negentigers en die van de meer modernistische van de zestigers (waarvan natuurlijk ook maar een klein deel politiek actief was). Zo is het hoopvolle idealisme van de zestigers in de jaren negentig veranderd in onzekerheid. Toen had men het idee op het keerpunt van grote veranderingen te staan en de spontane ludieke acties ('de verbeelding aan de macht') maakten dat de media en ook de autoriteiten veel meer open stonden voor het idee dat veranderingen niet meer tegen te houden waren.

Volgens postmodernisten houdt politiek actief zijn nu veel meer een soort van affiniteiten-politiek in (ja, ze hebben het oud-anarchistische begrip weer ingezet), waarbij tijdelijke associaties worden georganiseerd met iedereen die met de doeleinden van dat moment eens is. Of, zoals Angela McRobbie stelt in In the Culture Society (1999, p.90): We zullen moeten leven met de fragiliteit van zulke politieke partners, liever dan te wachten op een toekomst waarin op een miraculeuze wijze een eenheid zal zijn bereikt, zoals de term 'bevrijding' B uit de jaren zestig - suggereerde. Er is nu veel meer bewustzijn dat de poging om mensen allemaal op één lijn te krijgen het gevaar van dwang inhoudt en van het normaliseren van mensen tot een gefixeerd ideaal.

Solidariteit

Tegenwoordig kunnen mensen tegelijkertijd verschillende identiteiten hebben en dit heeft onze ideeën over eenduidige collectiviteiten ondermijnd. Er is niet langer sprake van een vanzelfsprekende solidariteit met de categorie of groep waartoe je 'behoort'. Zo'n solidariteit moet eerst verworven worden, waarbij geldt dat men het niet op alle punten eens hoeft te zijn met elkaar, maar wel dat men elkaar respecteert in hun verschillen en openstaat voor veranderingen.

De nadruk ligt nu meer op het individu dan op het collectief. Maar alle postmodernisten bekritiseren het liberale idee van het autonome individu: mensen zijn altijd sociale wezens. De postmodernist Foucault bijvoorbeeld pleit voor zorg voor jezelf als vrijheidspraktijk, waarbij je jezelf en de ander niet bij voorbaat ziet als tegengesteld. De beroemde punk-theoreticus Duncombe spreekt over de coöperatieve individualiteit van punkers. Kumar heeft het over de mogelijkheid dat mensen zichzelf kunnen beschouwen als leden van een gemeenschap van 'self-contituters'.

Mijns inziens ziet men de hierboven beschreven waarden al in veel huidige protestgroepen terug, zonder dat de activisten ooit van postmodernisme hebben gehoord. Maar ook degenen die het postmodernisme afwijzen en alleen de clichés hierover herhalen (het is a-politiek, leidt alleen tot relativisme, wijst 'de' rationaliteit en 'de' concrete werkelijkheid af B van wie?? - ), hanteren in hun politieke handelingen en opvattingen mijns inziens al veel meer postmodernistisch te noemen noties dan ze zelf weten. Ook beseffen velen niet dat het postmodernisme veel anarchistische ideeën in zich heeft gecombineerd.

 

Utopisch

Ik heb het in dit artikel steeds gehad over 'het' postmodernisme, maar vele hier door mij aangehaalde auteurs zullen zichzelf niet altijd zo benoemen. 'Het' postmodernisme bestaat dan ook niet, maar wel komt de inzet overeen. Deze inzet heb ik hier proberen weer te geven, in mijn eigen bewoordingen. Anderen zeggen het soms mooier en korter. Zo stelt McKay over de Engelse Do-it-Yourself activiteiten in Senseless acts of Beauty (1996): DiY is een postmoderne variant op de protestbewegingen van de 1960s. Het verschil is dat de strijd niet langer is gericht tegen de gevestigde orde en dat DiY activisten nu hun eigen gemeenschappen vormen om samen te leven. De overeenkomst met de jaren zestig is dat de grenzen tussen idealisme, politiek en cultuur vervaagd zijn en dat DiY een sterk utopisch karakter heeft.

Ik zou iedereen willen oproepen om meer na te denken over de consequenties van het afzien van eenduidige ideologieën. Om de discussie over postmodernisme te stimuleren wil ik eindigen met hetgeen Stephen White in Political theory and Postmodernism (1991) "we kunnen de postmoderne kritiek op de maatschappij niet negeren". Ten eerste niet omdat de legitimatie van de grote idealen in de wetenschap en de politiek hun geloofwaardigheid aan het verliezen zijn. Ten tweede niet omdat er een groeiend besef bestaat dat de rationalisatie van de maatschappij tot instituties en vertogen heeft geleid die mensen op hun plaats houden. Ten derde niet vanwege de politieke ambivalentie van de nieuwe informatie-technologiën (die aan de ene kant kunnen leiden tot een controlerende macht, maar aan de ander kant tot de mogelijkheid een stem te geven aan de 'niet-gehoorde Anderen' hetgeen kan leiden tot radicale democratie). En tot slot niet omdat het postmodernisme de nieuwe sociale bewegingen heeft veranderd: deze bewegingen vragen niet langer om voorzieningen om onrecht te compenseren, maar streven tegenwoordig naar het recht om hun eigen leven te kunnen leven zonder daarvoor onrecht te hoeven ervaren.

Wie reageert?

   

Saskia Poldervaart

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish