meer informatie



Fotos en gegevens van de contoleurs
Zoeklicht in oud-west van dag op dag

Artikelen over zoeklicht

Klachten
Adressen

Zoeklicht: vaag verscheijnsel


Als op 4 oktober 1992 een vliegtuig neerstort op de Amsterdamse Bijlmermeer wordt in eerste instantie gevreesd voor honderden doden. Aangenomen wordt dat in de getroffen flats veel mensen woonden die niet op de betreffende adressen bij het bevolkingsregister ingeschreven staan. Verschillende gemeentelijke diensten geven aan dat het wenselijk is meer inzicht te krijgen in de onrechtmatige bewoning van voornamelijk woningen in de goedkope woningbestanden. De vraag wie waar woont is echter niet alleen voor het bevolkingsregister van belang.

Het Centrum Beleidsadviserend Onderzoek (Cebeon) verricht in overleg met de gemeente Amsterdam een onderzoek naar onrechtmatige bewoning en komt in november 1993 met haar rapportage. Het Cebeon schat dat er ruim 19.000 woningen in Amsterdam onrechtmatig worden bewoond. Dat gaat om 8% van de gehele goedkope woningvoorraad in de stad. Controle hierop is vrij kostbaar. Het Cebeon constateert dat controle aanzienlijk eenvoudiger en goedkoper wordt als er een gemeentelijke basisadministratie wordt ingevoerd (per 1 januari 1994). Het Cebeon pleit voor een efficiënte en effectieve handhaving van de woonruimteverdeling. Daar zou vooral een preventieve werking van uit moeten gaan. Ontruimingen vinden in het geval van onrechtmatige bewoning namelijk niet vaak plaats: minder urgent woningzoekenden in te ruilen voor meer urgenten lost niets op. Extra toezicht leidt dus niet tot het vrijkomen van extra woningen voor de doelgroepen van het volkshuisvestingsbeleid, zo constateert het Cebeon. Met andere woorden: strengere naleving van de regels lost de schaarste op de markt niet op, terwijl het toch juist deze schaarste is die een groot deel van de onrechtmatige bewoningen verklaart.

Zoeklicht

Naar aanleiding van het Cebeon-onderzoek besluit de gemeente Amsterdam de handhaving van de huisvestingsregels tot een belangrijke prioriteit te maken. En nog voordat dat het eerste project onder de naam `Zoeklicht' van de grond is gekomen, is het duidelijk dat het niet meer alleen gaat om het opsporen van onrechtmatige bewoning. De steeds luider klinkende klaagzang over fraude en calculerende burgers biedt de mogelijkheid te pleiten voor een veel breder onderzoek. De gemeente stelt zich op het standpunt dat onrechtmatige bewoning geen op zichzelfstaand probleem is, maar dat het vaak leidt tot vormen van fraude, zoals te veel verstrekte bijstand of ten onrechte toegekende huursubsidie. Daarom wordt de controle uitgebreid tot de sociale diensten en instanties die belast zijn met de verstrekking van individuele huursubsidie. Korte tijd later treedt ook de politie toe: er zou sprake zijn van overlast door onrechtmatige bewoning, bijvoorbeeld door drugsgebruikers. Tegenwoordig is de politie bij alle Zoeklicht-projecten betrokken. De spil van het onderzoek is de Stedelijke Woningdienst (SWD), die de bestanden van Zoeklicht beheert. Volgens de SWD zit er wel een grens aan de uitbreiding van Zoeklicht: op grond van de nationale wetgeving is het vooralsnog slechts mogelijk om bestanden van overheidsinstellingen te vergelijken. Bestanden als die van de Wehkamp of de Telegraaf (die ook interessante gegevens kunnen bevatten) worden daarom nog niet gebruikt.

Intimidatie

De deelnemers aan het project Zoeklicht (verhuurders, Stedelijke Woningdienst, Register, Politie, Sociale Dienst) zeggen dat de kracht van de operatie hem zit in de vergelijking van de gegevens die de verschillende organisaties hebben verzameld. Zo registreert de Sociale Dienst bijvoorbeeld niet hoe groot het huis is waar iemand woont; een alleenstaande uitkeringsgerechtigde in een 5-kamerwoning is binnen Zoeklicht echter `interessant' omdat deze wel eens kamers zou kunnen onderverhuren. `Interessante' gevallen worden vereerd met een huisbezoek. Wat precieze redenen zijn om binnen Zoeklicht `interessant' te zijn is niet duidelijk: aanwijzingen daarvoor worden in het belang van de onderzoeken niet prijsgegeven. Op grond van de aanwijzingen wordt een selectie van te onderzoeken woningen gemaakt die vervolgens worden bezocht. Zo krijgt ook A. op een dag bezoek. Hij woont nog maar enkele weken in Amsterdam op zijn nieuwe etage. Terwijl hij bezig is verhuisdozen uit te pakken gaat de bel. Omdat hij geen bezoek verwacht doet hij in eerste instantie niet open. Omdat de bel maar blijft rinkelen besluit hij toch open te doen. Voor de deur staan twee mannen, die een identiteitspasje zo snel laten zien dat de bewoner zich niet kan herinneren wat er op stond. Eén van de twee mompelt iets waarin hij vaag de naam van zijn nieuwe huisbaas kan verstaan. Voordat hij het weet staan de twee binnen. De nieuwe bewoner is weliswaar overdonderd, maar vooral ook kwaad. Hij beantwoordt geen enkele vraag van de twee en weet ze buiten de deur te krijgen. Dan stelt één van de twee zich opnieuw voor als X van `bewonerszaken' van de woningbouwvereniging, en voegt daaraan toe dat als de bewoner weigert vragen te beantwoorden `in zijn verleden gegraven zal worden'. Een week later staan twee anderen aan de deur. De vragen over zijn relatie en inkomen worden door de huurder nu wel beantwoord; hij is bang voor de gevolgen van weigering en besluit zich verder ook niet te beklagen over de behandeling die hem ten deel is gevallen.

Resultaten?

Uit de tot nu toe gepubliceerde evaluatierapporten wordt duidelijk dat het met de resultaten van het project wel meevalt. Er wordt inderdaad onrechtmatige bewoning geconstateerd, en er worden fraudegevallen opgespoord. De Sociale Dienst laat echter weten ook zonder Zoeklicht uiteindelijk deze fraude opgespoord te zullen hebben. Met betrekking tot het aantal vooraf geselecteerde adressen binnen het onderzoek moet worden vastgesteld dat er relatief weinig gevallen van onrechtmatige bewoning worden opgespoord. Dat zou een reden kunnen zijn met de hele operatie te stoppen. Het tegendeel is echter gebeurd.
Het aantal projecten wordt uitgebreid, omdat de operatie volgens de gemeente wel degelijk succesvol is. Zo zijn er volgens de gemeente woningen vrijgekomen voor woningzoekenden die daar rechtmatig voor in aanmerking komen, in tegenstelling tot de beweringen in het Cebeon-onderzoek, dat al eerder genoemd werd. In een raadsdebat op 14 januari 1998 verklaart gemeenteraadslid Köhler van Groen Links echter dat hij er vanuit gaat, maar dit niet in het openbaar bevestigd te willen hebben, dat onderhuurders die recht hebben op een woonvergunning in praktijk meestal het huis op hun naam krijgen. Hij is er niet voor dat dit tot openbare regelgeving wordt verheven door de gemeente. Köhler laat verder weten dat zijn partij niet tegen het koppelen van alle bestanden is, als dit maar gebeurt met inachtneming van privacyregels. In hetzelfde debat zegt de heer Bouma (VVD) dat hij er geen problemen mee heeft dat een illegaal die men in een woning aantreft wordt aangegeven bij de vreemdelingenpolitie. Wethouder Stadig laat weten hier geen voorstander van te zijn; van een eventuele totaalcontrole zegt hij dit voorlopig niet te zullen doen. Raadslid Goedhart (CDA) ziet het heilige licht ook gloren en spreekt de hoop uit dat Zoeklicht weldra over de hele stad zal schijnen. Geen enkele partij schijnt te beseffen of er belang aan te hechten dat het bij Zoeklicht dan al niet meer gaat om onrechtmatige bewoning maar om veel meer.
Tevens wijst de gemeente op de preventieve werking van Zoeklicht: in buurten waar onderzoeken worden gehouden vinden `spontane' huuropzeggingen plaats. De hele operatie leidt zo dus tot `zelfcorrigerend gedrag van overtreders' wat weer een `positief effect op de leefbaarheid in de buurt' heeft. Helaas is dit net zo moeilijk controleerbaar als de stelling dat Zoeklicht deze effecten niet heeft. Wat duidelijk wordt is dat de slachtoffers van de wijze van woningdistributie en de schaarste op de woningmarkt al op voorhand worden gecriminaliseerd: zij hebben immers een negatief effect op de leefbaarheid in de buurt. Dit is voorlopig nog het meest tastbare resultaat van Zoeklicht. Wat onrechtmatige bewoning te maken heeft met leefbaarheid wordt nergens duidelijk.

Politie

Ook over de rol van de politie in het project bestaat onduidelijkheid. De Stedelijke Woningdienst zegt dat de politie slechts op een zijspoor bij het project betrokken is: Zoeklicht geeft aan welke huizenblokken worden bezocht, de politie laat vervolgens weten bij welke huisnummers mogelijk ondersteuning van het wijkteam nodig is mocht besloten worden de betreffende woning te bezoeken. Dit om de veiligheid van de Zoeklicht-medewerker te garanderen of de openbare orde te handhaven. Het gaat hier om een vorm van ondersteuning die de Stedelijke Woningdienst vaker vraagt en krijgt, bijvoorbeeld bij een ontruiming. De politie is niet betrokken bij de bestandsvergelijkingen binnen Zoeklicht, zo laat de Stedelijke Woningdienst weten. Waarom de politie dan wel officieel deelnemer is via het ondertekenen van Zoeklicht-convenanten is een raadsel. Volgens de SWD is dit gebeurd om de politie onder het privacy-reglement van Zoeklicht te brengen. Het is echter juist het ondertekenen van deze convenanten die het de politie mogelijk maakt om als deelnemer `relevante' gegevens uit de Zoeklicht-bestanden te verkrijgen.
Dat niet iedereen gerust is op de `geringe' betrokkenheid van de politie blijkt uit bijvoorbeeld de reactie van het stadsdeel Oud-West, toen zij gevraagd werd medewerking te verlenen aan een Zoeklicht-onderzoek in deze buurt. Het stadsdeel ging akkoord onder de voorwaarde dat door Zoeklicht verkregen informatie niet werd doorgespeeld aan de vreemdelingenpolitie. Wethouder Stadig heeft herhaaldelijk laten weten dat geen gegevens zullen worden doorgegeven aan de vreemdelingenpolitie. De vraag is echter of dit voldoende waarborg biedt. De politie heeft immers, net als de andere partijen binnen Zoeklicht, het recht gegevens uit de Zoeklicht-onderzoeken op te vragen zolang ze voor haar eigen werkzaamheden relevant zijn. En ook al zou er geen sprake zijn van een structurele uitwisseling van gegevens richting de (vreemdelingen)politie, dan nog blijft het de vraag wat individuele betrokkenen met de hun bekende informatie doen. Een Zoeklicht-medewerker in Utrecht gaf in het tv-programma Zembla te kennen niet te aarzelen de vreemdelingenpolitie te tippen, hij had dat al eens gedaan. En politievoorlichter Klaas Wilting kan niet zeggen wat er gebeurt met de informatie binnen Zoeklicht of wat nu precies de positie van de politie binnen het geheel is.

Permanent Zoeklicht

Voor de betrokken instanties is de keuze echter duidelijk: doorgaan met Zoeklicht. Zowel het hoofd van de Stedelijke Woningdienst als diverse betrokkenen van woningbouwverenigingen geven de laatste tijd aan dat het goed zou zijn als Zoeklicht een structureel karakter krijgt. Tot nu toe werden de onderzoeken uitgevoerd als gevolg van steeds weer nieuwe overeenkomsten tussen stadsdeelbesturen en betrokken instanties. De Stedelijke Woningdienst wil van deze werkwijze af en het geheel een blijvend karakter geven. Hoe dit in zijn werk zou moeten gaan is niet helemaal duidelijk. De voorkeur van de SWD gaat uit naar heuse aanspreekpunten in buurten, zoals bij het eerste Zoeklicht-onderzoek in Amsterdam-Noord, dat gecoördineerd werd vanuit de Buurtwinkel. Het voordeel daarvan was volgens de SWD dat er al zoveel bekend was over buurtbewoners in de Buurtwinkel. Het Amsterdamse stadsdeel Westerpark heeft nu als eerste een overeenkomst met de SWD voor een `permanent Zoeklicht'. Of dit resulteert in een Zoeklicht-winkel is nog onduidelijk.
Ook wordt er voor gepleit Zoeklicht uit te breiden met het Energiebedrijf NoordWest en met de Gemeentebelastingen. De reden daarvoor is niet duidelijk, maar lijkt te zijn dat ook deze instanties bestanden met persoons- en adresgebonden gegevens heb
ben. Misschien dat het stookverbruik ook aanwijzingen geeft over de mate van bewoning van een huis?

Tijdsproduct

De verklaring voor Zoeklicht kan niet gezocht worden in haar succes. Dat is immers zeer gering in verhouding tot de middelen die worden ingezet. Bovendien moet bij de uitvoerenden het besef leven dat Zoeklicht geen oplossing is voor een aantal structurele gebreken van de huidige maatschappij.
De verklaring voor Zoeklicht moet eerder gezocht worden in een steeds wijder verbreid idee dat als regels maar consequent en streng worden toegepast de leefbaarheid vanzelf toeneemt. Zo los je het probleem van illegaliteit op door steeds strenger vreemdelingentoezicht; het probleem van criminaliteit door steeds zwaarder te straffen; het probleem van woningnood door gebrekkige regels steeds strakker uit te voeren. Dat juist in deze wijze van uitvoering een bedreiging schuilt voor de leefbaarheid in delen van de stad is voor beleidsmakers geen punt van discussie.
Het succes van Zoeklicht zit deels in de medewerking die er aan verleend wordt door bewoners die bezocht worden. Slechts een klein deel beklaagt zich, het overgrote deel verleent medewerking omdat zij dat volstrekt normaal vindt of denkt niets te verbergen te hebben, of in de hoop dat het bij één huisbezoek blijft. Men beantwoordt keurig de vragen, verstrekt de gevraagde informatie en wat er bij de buren gebeurt is van geen belang. Zo kan het gebeuren dat je oude buren, waar je al jaren een goed contact mee hebt, gedwongen worden te vertrekken omdat zij niet over een woonvergunning beschikken. Wat dit met het bevorderen van leefbaarheid te maken heeft is onduidelijk.
Leefbaarheid heeft echter wel te maken met de wijze waarop burgers binnen de marges van het systeem zelf een oplossing kunnen vinden voor problemen waar de overheid in het geheel geen antwoord op heeft. Door regels aan te halen worden juist degenen getroffen die eigenlijk al geen kant op kunnen en bijvoorbeeld door het gebrek aan goedkope woningen gedwongen zijn een woning onder te huren omdat zij anders op straat staan. In dit geval gaat het vaak om mensen die geen geld hebben om buiten de distributiesector een woning te huren.
Zoeklicht draagt door haar opzet, de kritiekloze acceptatie daarvan en de legitimatie die de overheid aan het project geeft, bij aan een samenleving waarin het als normaal wordt beschouwd dat je voortdurend besnuffeld wordt. Bovendien wordt een aantal groepen mensen door dit soort projecten steeds meer gestigmatiseerd. Het wordt langzaamaan normaal gevonden controle als oplossing te zien voor problemen die met een verondersteld gebrek aan controle in essentie niets te maken hebben. Door te verwijzen naar een niet vast te stellen `preventieve' werking is de deur opengezet voor een ongebreidelde uitbreiding van het project.
De toenemende betrokkenheid van de politie bij een onderzoek waar zij normaal gesproken nooit bij betrokken wordt en de komst van justitie in stadswijken in de vorm van buurtwinkeltjes met daarin aanwezig een officier van justitie, maken van `leefbaarheid' een bijna strafrechtelijk item. In de winkelstraat van de toekomst moet tussen de winkels van justitie, buurtbeheer, parkeerbeheer, arbeidsbureau, sociale dienst en zoeklicht met een zaklamp worden gezocht naar de oude, vertrouwde groenteboer. Zal je zien dat'ie ter preventie videobewaking in zijn winkel heeft aangelegd.
Sjoerd Bosch
Terug naar boven
andere artikelen